Buurtgeluiden

Rokjesdagman Martin Bril woonde in dezelfde buurt als wij in Amsterdam, de Helmersbuurt. Vanaf het moment dat zijn rokjes weer door de straten zwierden, zag je hem vaak rustig op een bankje zitten om de grote en kleine gebeurtenissen in onze wijk gade te slaan. Die we dan liefdevol, en soms genadeloos, verwoord teruglazen in de Volkskrant of in zijn boek ‘Buurtgeluiden’. Ik was altijd alert op Bril’s aanwezigheid, als ik me met kleuter, peuter en dikke buik door de dag en de straat ploeterde. Koste wat kost wilde ik voorkomen dat ik mezelf ooit terug zou lezen als het buurtgeluid van de zwoegende bakfietsmoeder die haar kroost, en zichzelf, op licht dwingende wijze in toom probeerde te houden.

Maar goed, buurtgeluiden waren er in Amsterdam dag en nacht. Een buurman die je ergens op z’n Amsterdams tegen een andere buur hoorde roepen: ‘Hééé, zet jij je muziekje es effe wat zachter, ik probeer te geniete van het gefluit van die paar vogeltjes die door de stad vliege!’ De zware vliegtuigen die bij harde wind over het centrum vlogen richting Schiphol en ieder moment naar beneden leken te komen (een heel onverwacht geluid overigens boven De Wilmersberg afgelopen zomer, toen zes grote Boeing 747’s van Lufthansa op Twente airport geparkeerd werden). Of het saxofoonspel van één van de buurmensen dat weerkaatste tegen de muren van de huizen die gelegen waren aan de enorme binnentuin.

De buurtgeluiden in ons boshuisje naast het hotel beperkten zich tot het gefluit en gekwetter van vogels, een ronkende traktor in de verte en … dat was het eigenlijk wel.  Na de reuring in Amsterdam, waar je altijd het gevoel had middenin het borrelende leven te staan, deed de stilte op het platteland af en toe bijna pijn. En dan kwam er soms toch een tram langs. Op TV. Het geluid van de vertrouwde Amsterdamse rinkel die in Den Haag echt anders klinkt. In de toen populaire serie A’dam en Eva leken ze er het gewoon om te doen. Op de moeilijkste momenten in het eerste jaar na onze verhuizing, barstte ik in tranen uit bij het horen van dat ultieme thuisgeluid.

Een ander heel normaal buurtgeluid in Amsterdam is dat van de ambulance en politiewagen. Diverse keren per dag hoor je de sirene ergens vaag op de achtergrond, je kijkt er niet van op of om, het geluid is in de stad vast onderdeel van je leven. Zo niet in De Lutte. Ik liep een keer door de Spar, toen er een ambulance voorbij geraasd kwam. Iedereen die aanwezig was in de winkel, inclusief de caissière,  stoof naar buiten om te zien waar de ambulance heen koerste. Hier vrees je dat er iets ergs aan de hand is met iemand die je kent, als je een ambulance hoort.  Terwijl de boodschappen in de Appie op de Overtoom onverstoord doorgingen, al trok er een file met loeiende sirenes voorbij.  

Eén geluid in De Lutte is verreweg het allermooiste buurtgeluid in mijn leven ooit. Dat komt een keer per jaar van de fanfare die ’s ochtends in alle vroegte aan het hotel voorbij trekt. En dan echt: een complete fanfare. Op het verlaten platteland. Om iets voor zevenen in de ochtend. De eerste keer dat ik het hoorde leek ik wakker te worden in een kinderboek van Roald Dahl. Hier in Twente wordt op deze manier tijdens het dauwtrappen op Hemelvaart een ode aan de natuur gebracht. Prachtig.

Aan de stilte van het Twentse platteland wenden wij toch ook vrij snel. In Amsterdam kregen we nog heel tactvol een krantenartikel met de gebruiksaanwijzing van huilbaby’s door de brievenbus geschoven van een buurvrouw. In De Lutte waren wij vrij in de productie van onze decibellen en binnen de kortste tijd waren wij de nieuwe lawaaimachine van Twente-Oost. Geen haan die ernaar kraaide.

Plaats als eerste een reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *